De zeespiegel van Tuvalu
door SALOMON KROONENBERG
Het eilandenrijk Tuvalu in de zuidwestelijke Stille Oceaan wil de
Verenigde Staten en Australië voor de rechter slepen, zo maakte het vijf
jaar geleden bekend. Die landen stoten namelijk zoveel koolzuurgas uit dat
de zeespiegel ervan gaat stijgen. En dat is een bedreiging voor Tuvalu.
Het hoofdeiland, Funafuti, is een atol, een ring van koraal, die voor het
grootste deel maar anderhalve meter boven de zeespiegel uitsteekt. Een
beetje zeespiegelstijging, en de tienduizend bewoners moeten geëvacueerd
worden. En zij wonen daar al tweeduizend jaar. Is hun claim
terecht?
Met die zeespiegelstijging loopt het in elk geval nog niet
zo’n vaart. Volgens gegevens van de Topex-Poseidon-satelliet is het
zeeniveau sinds 1993 juist tien centimeter gezakt. Peilgegevens sinds 1978
laten ook geen verhoogde zeespiegel zien, en volgens Franse onderzoekers
zakt de zeespiegel zelfs al minstens sinds 1956. Dat is natuurlijk geen
garantie voor de toekomst, maar direct gevaar is er dus niet. En op
langere termijn? Als je verder vooruit wil kijken, moet je ook verder
terugkijken.
Aan het einde van de laatste ijstijd, zo’n twintigduizend
jaar geleden, was de zeespiegel wereldwijd 120 meter lager dan nu. Toen de
grote ijskappen in Scandinavië en Noord-Amerika afsmolten, steeg de
zeespiegel wel twintig keer zo snel als nu, soms vier meter per eeuw,
terwijl in de hele twintigste eeuw de zeespiegel maar ongeveer dertien
centimeter steeg. Hoe is het dan mogelijk dat Tuvalu überhaupt nog
bestaat? Waarom is het atol niet al lang bij die zeespiegelstijging
verzwolgen?
In de jaren 1896-1898 boorde de Royal Society Coral Reef
Expedition een 340 meter diep gat in het koraal van hoofdeiland Funafuti
om de geschiedenis van het atol te bestuderen. Onlangs zijn de
koraalmonsters daarvan met moderne methoden onderzocht, en wat blijkt? Van
8000 jaar geleden tot 3000 jaar geleden is het koraaleiland 26 meter
omhooggegroeid! Het koraal groeit met de zeespiegelstijging mee! Het is
een bevestiging van de theorie van Charles Darwin dat koralen bodemdaling
en zeespiegelstijging bij kunnen houden.
Zeespiegelrijzing is dus geen
bedreiging voor een atol. Het is juist een voorwaarde voor hun bestaan.
Alleen dankzij het feit dat de zeespiegel de laatste drieduizend jaar
licht is gedaald, steekt het eiland boven de oceaan uit. De bewoners
beroepen zich erop dat zij er al tweeduizend jaar wonen. Maar daarvóór
hadden ze er ook niet kúnnen wonen. Als de zeespiegel verder stijgt,
herneemt het koraal zijn oude leventje weer: doorgroeien, vlak onder het
wateroppervlak, zoals het millenia daarvóór ook heeft gedaan. Het proces
tegen de VS en Australië heeft nog steeds niet plaatsgevonden, maar veel
kans dat Tuvalu het zal winnen, is er niet. Wie op een atol gaat wonen,
neemt dezelfde risico’s als wie op de hellingen van de Vesuvius bouwt.
Vroeg of laat moet je evacueren.
Hoe komt het toch dat wij denken recht
te hebben op een constante zeespiegel en een constant klimaat? Een van de
schuldigen is het Intergovernmental Panel for Climate Change (IPCC), het
klimaatpanel van de Verenigde Naties. Het publiceerde een curve die aan
lijkt te geven dat het klimaat de laatste duizend jaar ongeveer constant
is gebleven en pas sinds de industriële revolutie sterk is opgewarmd. Die
curve, die vanwege haar vorm door het leven gaat als ‘hockeystick-curve’,
wordt door sommigen fel bekritiseerd, en er zijn aanwijzingen dat de
onderzoekers naar zo’n resultaat hebben toegewerkt. Zij zouden bekende
fluctuaties als de Kleine IJstijd en de daaraan voorafgaande ‘Warme
Middeleeuwse Periode’ gladgestreken hebben, zodat de huidige opwarming
veel dramatischer lijkt dan zij in werkelijkheid zou zijn.
Maar die
discussie wil ik hier niet voeren. Waar het mij om gaat is het
psychologische effect van die curve. Want die suggereert dat als wij geen
extra broeikasgassen de atmosfeer in hadden gestuurd, het klimaat nog
steeds op het pre-industriële niveau zou liggen, en dat we dus alleen maar
ons energiegebruik hoeven te beperken om weer een stabiel klimaat te
krijgen. Zelfs de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is
er ingetrapt. Die schrijft in de inleiding van haar rapport
Klimaatstrategie – tussen ambitie en realisme: “Voor de houdbaarheid van
de aarde op de lange termijn is een stabiele concentratie van
broeikasgassen noodzakelijk.”
Maar als je een schaalstap groter neemt,
en je gaat niet duizend maar enkele duizenden jaren terug, zoals in het
geval van Tuvalu, dan zie je dat de zeespiegel door natuurlijke oorzaken
wel twintig keer zo snel kan stijgen dan dat hij nu stijgt. Dan zie je
dat, zelfs als Al Gore gelijk krijgt en de hele Groenlandse ijskap
afsmelt, de zeespiegel maar zes meter hoger komt dan nu, een kleinigheid
ten opzichte van die 120 meter zeespiegelstijging na de laatste ijstijd.
Het ergste hebben we al gehad.
Is dat de menselijke maat voorbij? Homo
sapiens bestaat al minstens 150.000 jaar, en hij heeft twee ijstijden
meegemaakt en dus ook tweemaal de snelle zeespiegelstijging die daarop
volgt. In die tijd heeft ook het gehalte broeikasgassen in de atmosfeer
flink gefluctueerd: in de ijstijden was de concentratie maar de helft van
nu, en veel verder terug in de geologische geschiedenis van de aarde is
het ook wel eens twintig keer zo veel geweest als nu. Voor wie is ‘een
stabiele concentratie van broeikasgassen’ dan noodzakelijk? Niet voor de
aarde, want die heeft heel wat meer meegemaakt dan wat er nu gebeurt. Het
IPCC had dus een breder perspectief moeten geven dan alleen dat van de
laatste, relatief kalme duizend jaar. Dan had je gezien dat het eigenlijk
niet eens veel uitmaakt of je de hockeystick-curve gelooft of de critici
daarvan. Want dan pas zie je de échte bandbreedte van de natuurlijke
variaties. En dan schep je niet de illusie dat alles weer in orde komt als
je maar de uitstoot van broeikasgas beperkt.
Dat geldt ook voor de
toekomstscenario’s van het IPCC. De curven voor de toekomst gaan alleen
maar tot het jaar 2100, en in het nieuwe rapport dat dit jaar verschijnt,
niet verder dan 2200, althans volgens de eerste berichten daarover. En al
die curven gaan maar één kant op: stijging van de temperatuur, stijging
van de zeespiegel – weliswaar met een grote spreiding, maar geen enkel
model is zover doorgerekend dat we weten hoe lang die stijging nog
doorgaat. Waarom vertellen ze ons niet wanneer de zeespiegel weer gaat
dalen, wanneer de afkoeling het wint van de opwarming? Ook in de laatste
duizend jaar, en ook in de twintigste eeuw, zijn er voortdurend
fluctuaties geweest, door variaties in zonneactiviteit en door vulkanische
erupties. Zouden al die natuurlijke oorzaken nu ineens geen rol meer
spelen? Waarom vertellen ze ons niet dat na deze warme tijd weer een
ijstijd zal komen, een cyclus die net zo robuust is als die van dag en
nacht, de getijden en de seizoenen?
Het psychologische effect van die
stijgende curven is dat iedereen denkt dat we naar een soort apocalyptisch
kookpunt toegaan. Maar stel je eens voor wat het psychologische effect zou
zijn van de mededeling dat we over het hoogtepunt heen zijn, dat we op weg
zijn naar de volgende ijstijd? Zouden dan niet alle standpunten
honderd-tachtig graden draaien? Als iedereen zo bezorgd is over peak oil,
het moment dat er meer olie wordt opgemaakt dan er wordt gevonden, waarom
zouden we dan ook niet eens nadenken over peak climate?
Het psychologische effect van zowel de hockeystick-curve als van de
prognoses voor de komende eeuw is ook dat het allemaal onze schuld lijkt
te zijn. Als het klimaat pas begon te veranderen na de industriële
revolutie, dan moet dat wel komen doordat wij te veel broeikasgas de
atmosfeer in hebben gestuurd. Het nieuwe rapport van het IPCC beweert
zelfs dat het voor 95 procent zeker is dat de mens het heeft gedaan. De
apocalyptische toekomstmodellen proberen te voorspellen wat er gebeurt als
wij nog meer broeikasgassen produceren.
Maar waarom is de schuldvraag
zo belangrijk? Waarom wordt er zo ontzaglijk veel wetenschappelijke
energie verspild aan het bewijzen van onze schuld? Zouden we anders
reageren als het een natuurverschijnsel is? Zo onwaarschijnlijk is dat
niet, want alle rampen die ons worden voorgehouden, zijn al eens gebeurd
zónder toedoen van de mens. In het vorige warme tijdperk, tussen de
laatste en de voorlaatste ijstijd, 120.000 jaar geleden, was de zeespiegel
óók zes meter hoger dan nu, bij normale gehalten van broeikasgas in de
atmosfeer. Amersfoort lág toen aan zee. De Golfstroom ís al vele malen
uitgeschakeld, zónder toedoen van de mens. Homo sapiens heeft dat ook
allemaal meegemaakt, alleen hebben onze voorvaderen dat niet doorverteld,
de geologen hebben het moeten reconstrueren. Wie garandeert ons dat zoiets
niet weer gebeurt, zelfs als we het Kyoto-verdrag naar de letter
uitvoeren?
Het omgekeerde kan ook: in de jaren tussen 1940 en 1975 is
de gemiddelde wereldtemperatuur gedááld, hoewel het koolzuurgasgehalte in
de atmosfeer wél steeg. Toen was men vooral bang voor een nieuwe ijstijd.
Nú vermoeden wij dat dat vooral kwam door verhoogde vulkanische activiteit
en variaties in zonneactiviteit. Maar de volgende ijstijd komt er wel
degelijk aan, en het vulkanisme en de zonneactiviteit gaan gewoon door in
de komende eeuwen, dus waarom zou het klimaat in de toekomst niet ook van
nature fluctueren? Je zou zelfs kunnen beweren dat dat nu al gebeurt: 1998
was wereldwijd het warmste jaar in de afgelopen decennia, daarna is het
klimaat dus alweer een beetje afgekoeld. Dat het klimaat constant blijft,
is een illusie; klimaatverandering is normaal. Daar moeten we ons op
instellen.
Maar, zeggen velen, het gaat nu toch veel te snel? De natuur
kan het toch niet bijbenen? De vogels komen al uit het ei als de wormpjes
nog slapen! Onze ecosystemen kunnen dat niet aan!
In de eerste plaats
zijn onze Nederlandse ecosystemen voor het overgrote deel door de mens
geschapen. Zonder ingrijpen van de mens waren er geen heidevelden, geen
weidegronden, geen stuifzanden, geen dennebossen. Onze dennebossen zijn
oorspronkelijk aangeplant om stutten van te maken voor de kolenmijnen.
Zo’n drieduizend jaar geleden, vóór het grootschalige ingrijpen van de
mens, waren de meest voorkomende natuurlijke ecosystemen de eiken- en
beukenbossen op de zandgronden en de uitgestrekte moerassen in het
laagland. Daar is vrijwel niets meer van over. Wat wij willen beschermen,
zijn onze eigen aangelegde tuintjes met bijbehorende fauna, niet de
natuurlijke ecosystemen. Daar komt bij dat naar schatting driekwart van de
Nederlandse biomassa van exotische oorsprong is, inclusief de tarwe, mais
en aardappelen op onze akkers, en de laanbomen, de siergewassen en de
bloeiende planten in onze achtertuinen. Ik vind het prima als je dat wilt
beschermen, maar noem het geen natuur. Natuur is datgene dat je krijgt als
je er met je vingers van afblijft. Al het andere is tuinieren.
In de
tweede plaats is het niet waar dat het te snel gaat voor de natuur. Zoals
de zeespiegel aan het einde van de ijstijd twintig keer zo snel steeg als
nu, zo koloniseerden toen ook de warmteminnende planten West-Europa drie
keer zo snel als nu. In de 11.000 jaar waarvan Al Gore beweert dat het
klimaat constant is gebleven, is de zeespiegel vijftig meter gestegen en
is het landschap rond zijn woonplaats Washington D.C. veranderd van een
toendra in een eikenbos. Probeer je maar eens voor te stellen hoe de
trekvogelroutes veranderen als de ijskappen verdwijnen en weer
verschijnen. En trekvogels bestaan al miljoenen jaren; ze hebben wel
twintig ijstijden en warme tijden meegemaakt. De veerkracht van de natuur
is veel groter dan je denkt, maar dat zie je niet als je alleen maar door
het sleutelgat van je eigen tijdwaarneming kijkt.
Veel mensen zeggen:
ja, maar vroeger waren er niet zo veel mensen, nu zijn we met zes miljard.
Misschien zes miljard bedreigde levens, ja, maar ook zes miljard heldere
breinen om oplossingen te vinden.
Maar wat moeten we dan doen? Moeten we de klimaatsverandering maar over
ons heen laten komen? Ga er maar van uit dat, ook al zijn wij misschien
schuldig aan een deel van de opwarming door de extra uitstoot van
broeikasgassen, er geen enkele garantie is dat wij het klimaat nu naar
believen kunnen reguleren. Daarvoor is het klimaat veel te complex.
Energie besparen is op zichzelf goed. Maar in feite is dat een open deur,
want dat doet
iedereen al jaren. Spaarlampen, zuiniger auto’s,
alternatieve energiebronnen – het is allemaal al veertig jaar met ons, al
ver voordat er zorgen over klimaatsverandering waren. Daarvan hoeft
niemand overtuigd te worden. En het is ook juist om dat te doen, want
vroeg of laat zijn de fossiele brandstoffen op. Méér energiebesparen dan
voorheen? Meer groeien met minder energie? Ook prima, om dezelfde reden.
Zelfs al helpt het niet tegen de klimaatsverandering, dan is het altijd
nog beter om te sparen dan om te verkwisten.
De doelstellingen van Kyoto om het gehalte van koolzuurgas in de
atmosfeer te verminderen gaan echter veel verder: het wordt iets anders
als we miljarden gaan uitgeven om koolzuurgas in de grond te stoppen. Zo
lang je niet zeker weet of dat iets uitmaakt voor het klimaat, kun je dat
geld beter gebruiken om de nood te lenigen waar die het hoogst is. In
laagliggende deltagebieden bijvoorbeeld, maar niet per se eerst in
Nederland. Nederland is een van de best beschermde gebieden ter wereld,
dus maak eerst maar eens een wereldkaart van zwakke dijken en ga dan een
lijst met prioriteiten opstellen. Gegarandeerd dat wij ergens onderaan die
lijst komen te staan.
De echte vraag is: wat zouden we doen op het
moment dat we weten dat het de komende eeuwen weer kouder wordt? De WRR
zegt: de aarde is gebaat bij een constant gehalte aan broeikasgassen. Als
het kouder wordt, zul je dus moeten zorgen dat er méér broeikasgassen in
de atmosfeer komen. Als je werkelijk aanneemt dat die gassen veel effect
kunnen hebben op het klimaat, moet je dus: stoken! Weg met alle
alternatieve energiebronnen en zuinige auto’s. Kolen, olie en gas: hoe
meer emissie, hoe beter.
Maar wie even nadenkt, zegt: ho, wacht even,
maar straks zijn al die fossiele energiebronnen op, en de ergste kou moet
dan misschien nog komen! Laten we maar zuinig zijn met die energie. Dan
maar liever wat kou verduren en de haven van Rotterdam uitgraven tot aan
de nieuwe, lagere zeespiegel. Dan zullen we moeten kiezen: óf
energiebesparing, óf het klimaat constant houden. Want allebei kan
niet.
En misschien stelt dan iemand de vraag: hebben ze in de 21ste
eeuw soms niet wat koolzuurgas in de grond gestopt tegen de opwarming van
het klimaat van toen? Jammer, dat hadden we nu best kunnen gebruiken.
Ondergronds opgeslagen kernafval moest terughaalbaar zijn, waarom
ondergronds opgeslagen koolzuurgas dan niet?
Dit alles noopt ons om
onze diepere motieven te onderzoeken waarom we zoiets als Kyoto doen. Is
het alleen maar om ons schuldgevoel te sussen? Zijn we alleen maar zo
bezorgd omdat we menen dat we het zelf hebben gedaan? Of willen we
werkelijk de natuurlijke processen tot stilstand brengen? Geen
klimaatsveranderingen meer, geen ijstijden meer, geen erupties meer, geen
aardbevingen meer? Nee, zo knap zijn wij niet. Ook niet met zes miljard
breinen. Maak maar een plaatsje vrij voor de mensen van Tuvalu.
Dit stuk van de heer Kroonenberg is heel goed te volgen en kmt plausibel over. Iedereen weet toch, door het vak aardrijkskunde op de middelbare school, dat het klimaat van de aarde voortdurend verandert? We kennen toch allemaal de ijstijden en we weten toch allemaal dat je "vroeger" naar Engeland kon lopen? Waarom lopen veel mensen dan achter de verspreiders van de "Global Warming" theorie aan, waarbij de mens de schuld krijgt?
Wie heeft er eigenlijk belang bij dat wordt voorgehouden dat het alleen maar warmer gaat worden en dat de zeespiegel alleen maar zal stijgen? Ik zou het niet weten...Of zijn het de instanties die alle ecobelastingen incasseren?
Natuurlijk moeten we zuinig omgaan met de energie, maar dan vooral omdat het een keertje op is.
Trouwens: alle koolstof in de CO2 die in de atmosfeer komt bestaat al zo lang de aarde bestaat. Koolstof, waterstof en zuurstof zijn de stoffen die nodig zijn voor het bestaan van leven op aarde. Planten "weten" dat al heel lang: CO2 en H2O is nodig om koolwaterstoffen te kunnen maken: verbindingen van C en H atomen, met als bijproduct O2. Alles is een kringloop en door die kringloop is er fluctuatie in het klimaat!