Op de hoogte blijven?
Ontvang onze online nieuwsbrieven
en ontdek als eerste alles over o.a.
geplande activiteiten...
Toepasselijk… Op de cover staat de gestileerde ‘Ziggoerat’ van Qassim Alsaedy en Brigitte Reuter, een kunstzinnige voorstelling van de mythische Toren van Babel en het erbij horende verhaal van een Babylonische spraakverwarring. Bijbelse symboliek? Mythologische verdichting? Of het relaas van een historische gebeurtenis? Hoe dan ook een intrigerend verhaal… En daarom ook de uitdagende prikkel en het startpunt van de queeste van Kroonenberg naar de bronnen van onze taalvaardigheid, de ontstane wereldwijde taalverwarring en de wildgroei en overkill aan zesduizend verschillende talen.
Maar ‘De Binnenplaats van Babel’ is ook een zoektocht naar de eigen genealogische identiteit. Drie verhaallijnen verknopen zich gaandeweg met elkaar: de liefde voor taal, de (rationele) kracht van geologie en de kroniek van een (gelaïciseerde) joodse familie. Verrijkend. Al dreig je daarbij wel eens de richting kwijt te geraken, op een charmante en erudiete manier brengt Kroonenberg je steeds terug naar het waarom van zijn verhaal: de waarde en kracht van (menselijke) taligheid. Geen toevallige bekommernis voor de auteur, want heel verfijnd en kritisch overgeleverd door zijn joodse voorouders. En daarvan is geweten dat (veel)taligheid steeds een ambitie en een erezaak is geweest. ”Ik heb het van geen vreemde. Mijn Joodse opa, Salomon Kroonenberg, kende veertien talen: […].” (p. 13)
‘De Binnenplaats van Babel’ is gebouwd op drie verhaallijnen die elkaar wederzijds aanscherpen en bevruchten. De geoloog Kroonenberg gaat terug naar de bronnen van de (geschreven) taal. Aan de hand van alluviale vlakten, koolstof-14-dateringen, topografische metingen, meanderende rivieren, en dies meer onderzoekt hij onder andere de geloofwaardigheid van het Bijbelse verhaal van de Toren van Babel. Een bezielde en inspirerende zoektocht… Want intussen steek je heel wat op over de kracht van geologie, maar ook over de waarde van een interdisciplinaire kruisbestuiving. Het boek vult zich op die manier met verrassende weetjes en frisse doordenkertjes. Ook al weet je van bij de aanvang dat de Bijbel geen betrouwbare bron is, toch ben je geamuseerd door de geïnspireerde bewijsvoering die Kroonenberg aanvoert. Die levert aardig wat op, zij het geen denderende besluiten of totaal nieuwe bevindingen - maar dat verwacht je ook niet. Wél krijg je een aparte manier van kijken naar de dingen, het leggen van onverwachte verbanden en het ondersteunen met geleend denkgereedschap. En wat blijkt? Het spijkerschrift is niet één taal, maar wel één schrift. (p. 95) Verder: het Bijbelse verhaal klopt amper en werd omgekeerd opgetekend. (p. 109) Niet meteen de meest verrassende bevindingen dus - de Bijbel als verdichting is immers al lang een voldoende reden voor argwaan - maar wel een kritische én amusante manier om verbanden te ontrafelen. Maar vooral: de kritische en wetenschappelijke aanpak van Kroonenberg haalt het op een gezagsgetrouwe, Bijbelvaste (en andere?) dogmatiek: “Landbouwkundig en bodemkundig klopt het bijbelse verhaal niet.” (p. 38) Geruststellend, toch?
Relevanter kan de gelauwerde joodse ‘geletterdheid’ amper gesteld worden. Al doet Kroonenberg dat net nog nadrukkelijker aan de hand van zijn familiekroniek. Daarin reveleert hij uitvoerig de taalgevoeligheid van zijn familie. Hun taal-DNA leidt ons echter naar een schimmige Franse verwekker die mogelijk het gen voor taalgevoeligheid in de familie bracht. Maar er is ook het koloniale verleden van grootvader Kroonenberg die als arts werkte in de Nederlandse koloniën. Daarbij krijg je een ruime uitstap naar menselijke evolutie (Eugène Dubois in Java) en taalverwerving - al blijft dat laatste wat onderbelicht en valt daar zeker méér over te vertellen - en de eugenetische waanzin en rassenwetgeving van onder meer de nazi’s. Waarin ook opa Kroonenberg als medicus een rol heeft gespeeld: ”In een korte, pittige rede verzette zich dr. Kroonberg (Amsterdam) tegen het Duitse streven, de minderwaardigen steriel te maken en daarvoor het ziekenhuis als predilectie-plaats te gebruiken. […].” (Citaat uit het Algemeen Handelsblad / 28 mei 1935). Je kan het ironisch dan wel cynisch noemen, maar de joodse dr. Kroonenberg werd nauwelijks een decennium later ook het slachtoffer van de Holocaust en kwam terecht in Westerborck en Theresienstadt. Daar genoot hij als kamparts van een voorkeursbehandeling en - hier is de liefde voor taal weer! - gaat hij ook nog Russisch leren. Wat en passant de eerlijke bedenking oplevert van kleinzoon Kroonenberg dat sommige Joden het al bij al toch nog goed hadden in de kampen: “Het wringt, het kost me moeite om het op te schrijven, en toch is het zo. Althans, zo hebben ze het voorgesteld aan hun kinderen, na de oorlog.” (p. 211)
Dergelijke terloopse jeukverschijnselen kom je wel meer tegen in ‘De Binnenplaats van Babel’. Zoals wanneer Salomon Kroonenberg beschrijft hoe hij in Dagestan geologisch veldwerk verricht en met de locoburgemeester een (royale) heildronk houdt. Dan verrijkt hij zijn taalvaardigheid met ‘sahle’ (Avaars) en ‘dergap’ (Dargiens): “Allebei betekenen ze ‘proost’, een woord zonder welk je niet ver komt in dit land, ondanks de islam.” (p. 235) Fijntjes en terloops…
Pikant is ook het verband tussen ‘genetic drift’ en de (summiere) taaltheorie van Dante. Die stelde vast dat taal en talen evolueren, meende dat het Hebreeuws de oertaal was, maar eveneens vond dat er een reukje was aan het verhaal van de Toren van Babel: “De overeenkomst [tussen de Romaanse talen] is in lijnrechte tegenspraak met de verwarring die vanuit de hemel werd neergesmeten tijdens de bouw van Babel.” (Uit: ‘De vulgari eloquentia’ 1305). Leuke ketterij, toch? Dus graag wat uitdieping! Maar om met Kroonenberg te suggereren dat Dante een (intuïtief?) inzicht had in zoiets als evolutie en wist wat ‘genetic drift’ is, gaat duidelijk te ver. (al blijft Dante, uiteraard, wél een aanstichter van het humanisme en de filologische aandacht voor klassieke talen) Meer dan jammer wordt het echter dat met betrekking tot grammatica en taalontwikkeling toonzetters zoals Noam Chomsky, Dell Hymes, William Labov en Steven Pinker, om er maar enkele te noemen, totaal onvermeld blijven.
‘De Binnenplaats van Babel’ leest prettig en is uitvoerig maar toepasselijk geïllustreerd met de nodige kaarten en illustraties. Een inspirerende zwerftocht door de geschiedenis van de (menselijke) taligheid. Graag gelezen, hoor …
Karel Van Dinter
Op de hoogte blijven?
Ontvang onze online nieuwsbrieven
en ontdek als eerste alles over o.a.
geplande activiteiten...